ZOUTWEGER, m. (-s), werktuig ter bepaling van de dichtheid eener zoutoplossing; die zout weegt (beëdigd ambtenaar);
...WEGING, v.;
...WERK, o. (-en), zoutbergwerk; zoutmijn;
...ZAK, m. (-ken), zak waarin zout gedaan wordt:
— m. en v. (-ken), (fig.) iem. die als een zak zout in elkander zakt, die niet flink is, geene energie betoont; aartsdomkop;
...ZEE, v. (aardr.) de Doode Zee;
...ZIEDEN, o.;
...ZIEDER, m. (-s), zoutbereider;
...ZIEDERIJ, v, (-en), bereidplaats voor zout;
...ZOLDER, m. (-s), bewaarplaats voor zout;
...ZUIL, v. (-en), zoutpilaar;
...ZUUR, o. (scheik.) kleurlooze. heldere, sterk zure vloeistof, bestaande uit eene 25 % oplossing van chloorwaterstof in water; het vervluchtigt geheel.