WONDERBOOM,. m. (-en), eene plant (ricinis communis), tot de familie der wolfsmelkachtigen behoorende, die in Oost-Indië groeit, doch bij ons een struikachtig gewas is, dat slechts de zomermaanden duurt; de zaden van dezen boom, de zoogenaamde purgeerboontjes, bevatten eene olie, welke onder den naam van wonderolie, castorolie, Amerikaansche olie in de geneeskunde als een zacht purgeermiddel wordt gebezigd;
...DAAD, v. (...daden), wonderbare verrichting, handeling, mirakel.