WEZENLIJK,bn.bw. (-er, -st),werkelijk bestaande: een wezenlijk God; dat is wezenlijk een groot verschil; inderdaad : is het wezenlijk waar ?
— hoofdzakelijk : het wezenlijke van het toevallige scheiden; het wezenlijke eener gebeurtenis, de voornaamste feiten ;
— (gew.) vol leven en vlug van oogopslag: wat is dat kind reeds wezenlijk. WEZENLIJKHEID, v. werkelijkheid, bestaande toestand.