WEMELEN, (het wemelde, heeft gewemeld), door elkander zich bewegen (b.v. kruipen, loopen, vliegen enz.), krioelen: de straten wemelden van menschen; het wemelt daar van de mieren;
— (fig.) in overvloed voorhanden zijn: zijn opstel wemelde van fouten. WEMELING, v. het wemelen, gewemel.