VLEIEN - (vleide, heeft gevleid), zaken zeggen die een ander aangenaam, doch overdreven of ook onwaar zijn, flikflooien, naar den mond praten : vorsten vleien; iem. om zijn geld vleien;
— iem. (of iets) schooner maken of schilderen dan hij (of het) is : portretschilders vleien haast altijd; de spiegel vleit niet;
— iem. eene schoone verwachting geven : zeg mij, zonder vleien, wat gij van de zaak denkt;
— aangenaam aandoen: die betoonde voorkeur vleit mij; zoo iets vleit de zinnen;
— zich vleien, zichzelven hoop geven op iets : mij vleiende met een gunstig antwoord.