VISCHVALK - m. (-en), (nat. hist) vischarend;
...VANGER, m. (-s), visscher; (plantk.) vischboom;
...VANGST, v. het vangen van visch;
...VENTER, m. (-s), iem. die met visch vent;
...VERGIFT, o. vergift in visschen voorkomende;
...VERGIFTIGING, v. (-en), vergiftiging ontstaan door het eten van bedorven visch;
...VIJVER, m. (-s), besloten waterkom (in een tuin enz.) met visch;
...VROUW, v. (-en), vrouw die visch verkoopt of uitvent.