VERWIJTEN - (verweet, heeft verweten), berispen, laken : iem. zijn gedrag, een misslag verwijten; ik heb mij niets te verwijten, ik ben mij niets verkeerds bewust;
— ten laste leggen : iem. eene misdaad verwijten; (spr.) de pot verwijt den ketel, dat hij zwart is, zie POT. VERWIJTING, v. (-en), het verwijten; hetgene men iem. verwijt.