Wat is de betekenis van verwijten?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

verwijten

verwijten - Werkwoord 1. (ditr) verantwoordelijk gesteld worden voor een gemaakte fout Hem werd grote arrogantie verweten. verwijten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verwijt Woordherkomst afgeleid van wijten met het voorvoegsel ver-

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

verwijten

verwijten - onregelmatig werkwoord uitspraak: ver-wij-ten 1. laten blijken dat je het iemand kwalijk neemt ♢ hij maakte haar een verwijt over haar te laat komen Onregelmatig werkwoord: ver-wij-ten ik verwijt ...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Verwijten

v., forwite; iem. iets —, immen eat to hâlden jaen, immen eat foar de fuotten, skinen smite, immen eat op syn brea lizze; elkaar van alles, elkoar wyt en swart forwite.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Verwijten

(verweet, heeft verweten), 1. als schuld of te kortkoming voorhouden, ten laste leggen: Rij verweet hun hunne ongelovigheid (Mare. 16 : 14); iem. zijn gedrag, een misslag verwijten ; ik heb mij niets te verwijten, ik ben niet tekortgeschoten, heb geen schuld ; 2. zij hebben elkaar niets te verwijten, zijn even schuldig;...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

verwijten

verweet, h. verweten (berispend wijzen op een fout, ten laste leggen): iem. iets verwijten; ik heb mij niets te verwijten; ze hebben elkaar niets te verwijten, één pot nat; een verwijtende blik; z. ook ketel.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Verwijten

(verweet, heeft verweten), als schuld of tekortkoming aanwrijven: ik heb mij niets te verwijten, mij treft geen blaam; zij hebben elkaar niets te verwijten, zijn even schuldig; (spr.) de pot verwijt de ketel dat hij zwart is, de een verwijt de ander zijn eigen gebrek.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VERWIJTEN

VERWIJTEN - (verweet, heeft verweten), berispen, laken : iem. zijn gedrag, een misslag verwijten; ik heb mij niets te verwijten, ik ben mij niets verkeerds bewust; — ten laste leggen : iem. eene misdaad verwijten; (spr.) de pot verwijt den ketel, dat hij zwart is, zie POT. VERWIJTING, v. (-en), het verwijten; hetgene men iem. verwijt.