VERWERPEN - (verwierp, heeft verworpen), van zich afwerpen, wegstooten: God zal den oprechte niet verwerpen; (recht.) wraken (getuigen);
— een voorstel verwerpen, afkeuren bij stemming; de koe heeft het kalf verworpen, omgegooid, ontijdig geworpen; zich verwerpen, zich vergissen in het werpen; zich vergooien. VERWERPING, v. het verwerpen; verachting; afkeuring (bij stemming).