UITSTUDEEREN - (studeerde uit, heeft en is uitgestudeerd), ten einde studeeren: zijn tijd uitstudeeren, aan eene hoogeschool;
— men is nimmer uitgestudeerd, altijd kan men nog meer leeren;
— terdege studeeren : (fig.) hij is daarop uitgestudeerd, dat weet hij door en door, daarin is hij thuis (in kwaden zin); nu ben ik uitgestudeerd, nu ben ik ten einde raad; (ook) nu heb ik geen geld meer te besteden.