UITSLIJTEN - (sleet uit, heeft en is uitgesleten), wegslijten, door het gebruik verminderen, afslijten : die trap, die steenen zijn erg uitgesleten; de stempel is van de munt uitgesleten;
— (flg.) afslijten, minderen, vergeten worden : die droefheid zal wel uitslijten;
— in het klein verkoopen. UITSLIJTING, v.