Trotsen - TROTSEEREN, (trotste of trotseerde, heeft getrotst of getrotseerd), tergen, uittarten, uitdagen, moedig onder de oogen zien of treden: den vijand, het gevaar, den dood trotseeren; zich hoogmoedig verheffen : hij trotst op rang en stand, op zijne geboorte. TROTSEERING, v. het trotseeren;
—, (-en), (zeew.) hellingschuinte.