Tralie - v. (-s, ...liën), ineengevlochten koper- of ijzerdraden (dienende voor deuren, ramen of ander afsluitsel); latwerk ; een enkele staak of spijl eener zoodanige tralie : een venster van tralies voorzien; een hok met ijzeren tralies ; (spr.) achter de tralies zitten, in de gevangenis zijn ; hij kan wel met de konijnen door de tralies eten, hij is bijzonder mager.
TRALIETJE, o. (-s).