Wat is de betekenis van tralie?

tralie - Zelfstandignaamwoord 1. (f) een houten of metalen spijl waarmee een opening wordt afgesloten ♢ De dief wist te ontsnappen door de tralies door te zagen. 2. (n) (f) (natuurkunde) (optica) een plaatje met een groot aantal parallelle lijnen erop dat diffractie vert...

tralie - zelfstandig naamwoord uitspraak: tra-lie 1. afsluiting van metalen staven, waardoor er niemand in of uit kan ♢ gevangenen zitten achter tralies 2. een metalen staaf in een venster ♢ doo...

netwerk van yster, hout of draad as afskorting, ens.; latwerk; draadwerk.

s., tra(e)lje.

...

v. (-s, ...liën), 1. (in ’t mv. als collect. ben.) afsluitsel voor een opening of doorgang, bestaande uit ineengevlochten koper- of ijzerdraden, latwerk of verticale staken of spijlen : een venster van tralies voorzien : een hok met ijzeren tralies ; — (spr.) achter de tralies zitten. in de gevangenis ; — hij kan wel met de k...

Beroepsinsigne aan vensters.

v. -s, traliën, tralietje; (o.-Fr. traille v. Lat. trichilla = loofhut): spijltje; in het mv. ineengevlochten of samenverbonden ijzer- of koperdraden, houtwerk, dienende ter afsluiting; latwerk: zegsw. achter de tralies zitten, in de gevangenis.

v. (...liën, -s ; -tje) [Ofr. < Lat. trichila loofhut] 1. Eig. samenstel van ineengevlochten, meestal metalen draden ot van spijltjes : achter de -s zetten, zitten, in de gevangenis. → konijn. 2. Metn. spijl daarvan ; vensters van -s voorzien.