Toepassen - (paste toe, heeft toegepast), bij of voor (iets) gebruiken, in overeenstemming brengen met, aanwenden, gebruik maken van : de theorie op de practijk toepassen; wiskunde op de natuurkunde toepassen; die uitdrukking is hier niet toe te passen; die woorden kan hij op zichzelf toepassen, dat kan hij wel van zichzelf zeggen. TOEPASSING, v. (-en), het toepassen : iets, het geleerde in toepassing brengen;
— dat gedeelte eener leerrede, waarin de redenaar het verhandelde op zijne hoorders toepast: de toepassing eener preek, eener fabel; dat is hier niet van toepassing.