Toeleggen - (legde, leide toe, heeft toegelegd, toegeleid), sluiten, door er iets op te leggen : een put met planken, een luik toeleggen;
— een graf toeleggen, den steen op een graf leggen;
— iem. eene jaarwedde toeleggen, toewij zen, verleenen; bijleggen, bijdragen tot; elk moet wat toeleggen;
— toevouwen: het linnengoed toeleggen;
— het op iemands leven toeleggen, een aanslag op iemands leven doen;
— het er op toeleggen, het gemunt hebben op; gij legt het er op toe, kwade vrienden te worden;
— (zeew.) een mast toeleggen; eene ra toeleggen, af schrappen, mallen, teekenen; de spanten toeleggen, klaarleggen;
— zich toeleggen, zich beijveren; zich op de wiskunde toeleggen, de wiskunde tot zijn studievak maken. TOELEGGING, v. het toeleggen (in alle bet.).
