Taschjes - o. mv. TASCHJESKRUID, TASCHKRUID, o. (plantk.) volksnaam van de gemeene boerenkers, ook wel visselkruid, wilde mosterd, witte kiek en witte merk geheeten;
— ook een der volksnamen van herderstasch: eene soort van taskers;
— klein taschjeskruid, een plantengeslacht, tot de familie der kruisbloemigen behoorende, waartoe het naakte klein taschjeskruid behoort.