Gepubliceerd op 02-12-2018

Tandzaad

betekenis & definitie

Tandzaad - o. (plantk.) een plantengeslacht (bidens), aldus geheeten, omdat de dopvruchtjes, in plaats van eene harige kroon twee of drie stekels dragen, dat tot de familie der samengesteldbloemigen behoort en waarvan 2 soorten in Nederland in ’t wild voorkomen: het driedeelig tandzaad, ook vorken, boelmansvorke, waterboelkenskruid, wild wormkruid, boerenwormkruid en klissen geheeten en het knikkend tandzaad.