Strengelen - (strengelde, heeft gestrengeld), vlechten : het haar strengelen; een lint in ’t haar strengelen;
— (fig.) bijeenvoegen, vereenigen : de band der liefde, der vriendschap strengelt hen aaneen;
— zich strengelen, zich slingeren: het klimop strengelt zich om de gewassen. STRENGELING, v. (-en), het strengelen.