Gepubliceerd op 24-02-2020

Stomp

betekenis & definitie

Het begrip stomp heeft 4 verschillende betekenissen:

1. stomp - stomp - m. (-en), stoot, duw, vuistslag: iem. een stomp geven. STOMPJE, o. (-s).

2. stomp - stomp - v. (-en), kort, geknot voorwerp, kort en dik overblijfsel: eene stomp van een arm, een been; stomp van een boom; de bezem was zóó afgesleten, dat het niets meer dan eene stomp was; een stompje kaars, lak; een stompje (van eene pijp) een kort eindje. STOMPJE, o. (-s).

3. stomp - stomp - m. (-en), (zeew.) kleine mast.

4. stomp - stomp - bn. bw. (-er, -st), afgesleten (het tegenovergestelde van scherp), stompe tanden; stompe wapenen, waarvan hot scherp is afgenomen ;
— een stompe (platte) neus;
— (bouwk.) een stompe naad, de verbinding tusschen twee planken die met de zijkanten vlak, koud tegen elkaar geplaatst zijn en door klampen bevestigd werden ;
— een stompe hoek, grooter dan een rechte hoek ;
— een stompe toren, toren zonder spits;
— (fig.)

versuft, vermoeid (van hersenen); zich stomp denken (over iets), zijn verstand afsloven;
— (plantk.) (van bladen) met afgeronden top.