Gepubliceerd op 24-02-2020

Spaansch

betekenis & definitie

Het begrip spaansch heeft 2 verschillende betekenissen:

1. spaansch - SPAANSCH - bn. bw. van, uit Spanje: Spaansche taal en letterkunde; de Spaansche gezant;
— Spaansche wijn, zoete wijn met een fijn bouquet, in Spanje gewonnen; Spaansche ernst, deftigheid, overgroote ernst, deftigheid;
— Spaansche kraag, groote geplooide halskraag; ook eene venusziekte (paraphimosis); Spaansche pokken, vroegere naam voor syphilis;
— Spaansche zeep, witte harde zeep;
— vreemd, zonderling: dat komt mij Spaansch voor; dat klinkt Spaansch;
— rumoerig, vreemd, ruw, hardvochtig: het ging er Spaansch toe:
— armoedig: hij heeft het Spaansch.

2. spaansch - SPAANSCH - o. de Spaansche taal: Spaansch leeren, spreken, verstaan; op zijn Spaansch gekleed zijn, naar de Spaansche mode.