Gepubliceerd op 06-12-2018

SPAAN

betekenis & definitie

SPAAN - v. (spanen), lang, buigzaam dun hout, inz. om er doozen van te maken;

spaander : de kachel met spanen aanmaken;
— (fig.) zeer weinig: ik geloof er geen spaan van, ik geloof er niets van; hij zal er geen spaan van hebben, totaal niets;
— (gew.) geld: spaan hebben; spaan is niet thuis, ik heb geen geld;
— (boekdr.) zetlijn;
— plat en breed gereedschap om iets op of uit te nemen (b. v. boter uit een vat, schuim van kokend vocht enz.); roeispaan. SPAANTJE, o. (-s), kleine spaan.