Het begrip snik heeft 3 verschillende betekenissen:
1. snik - SNIK - m. (-ken), het snikken, hik : den laatsten snik geven, sterven, den adem uitblazen;
— tot aan zijn jongsten snik; (muz.) een snik, korte tijdruimte;
— (timm.) breede beitel; de snik wordt gehanteerd als eene bijl. SNIKJE, o. (-s).
2. snik - SNIK - v. (-ken), trekschuit (in Friesland).
3. snik - SNIK - bn. niet snik, niet recht wijs : zij is niet recht snik.