Wat is de betekenis van Snik?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

snik

(1800) (inf.) jenever; borrel. • Oude snik, (rest.), oude klare. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899) • Snik. Jenever. Fr: Schnick: (1800) 5 . Wel ik moê met dees pak naer Jappen-Lammens gaen, G. Ja, Sander, zoekte weeral aen den snik gaen, te g'raeken? Bultenaers, 4. (L. L...

2024-03-29
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Snik

Snik is in 1800 voor het eerst opgetekend, in een Gents blijspel. Er is daar sprake van 'aen den snik gaen'. Aan het begin van deze eeuw gebruikte men in Zuidoost-Vlaanderen snik hebben voor 'dronken zijn'. In de jaren dertig zei men in de Amsterdamse dieventaal oude snik voor 'oude klare'. Volgens een Gents dialect woordenboek is snik afgeleid van...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

snik

snik - zelfstandig naamwoord 1. een keer stotend ademhalen als je huilt ♢ ik hoorde een snik en zag dat ze huilde 1. in snikken uitbarsten [beginnen te huilen] 2. tot aan je laa...

2024-03-29
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

snik

Zie (ook) hik

2024-03-29
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Snik

Brede beitel, gebruikt door de molenmakers.

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

snik

hik van droefheid, smart; doodsnik; gesnik, hikkend of sugtend huil.

2024-03-29
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

SNIK

(Fr.: snikke(skip)), a. in de 18de eeuw vissersvaartuig van de Waddenkust (Wierum, Peasens) en Ameland-Schiermonnikoog; b. klein binnenvaartuig met rechte vallende steven, tot in deze eeuw veel gebruikt voor vervoer van aardappelen naar de veiling; c. marktschip en trekschuit (verouderd).

2024-03-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Snik

(volksk.) Gron. naam van de trekschuit, die ook het koren van de boeren naar de stad bracht.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Snik

1. s.; (hik), snok, snik(ke). 2. s.; (vaartuig), snikke, snikkeskip (it). 3. adj.; niet goed —, net (felle) wiis.