Wat is de betekenis van Slijk?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

slijk

natte, kleverige, glibberige grond. natte, kleverige, glibberige grond. Voorbeelden: Een baggerboot haalt het slijk van de bodem van de rivier. Erik Vlaminck, Dekherinneringen, 2000 De meeste putten waren dichtgegooid met slijk en overgroeid met struikgewas. De Standaard, 1996 Zo zie ik hoe mijn voeten, mijn sandalen,...

2024-04-25
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Slijk

Het slijk der aarde, geld, met de negatieve bijgedachte dat het nietswaardig is t.o.v. geestelijk goed; vaak ironisch. Slijk voor geld is al bekend uit de zeventiende eeuw. Mogelijk is het gebruik in de verbinding slijk der aarde, letterlijk: de modder, het slik van de aarde, als beeld voor het meest verachtelijke goed dat er is, versterkt door een...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

slijk

slijk - zelfstandig naamwoord 1. mengsel van water en aarde ♢ hij zat onder het slijk toen hij uit de sloot kwam 1. iemands naam door het slijk halen [zorgen dat hij geen goede naam meer heeft] Ze...

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

slijk

- geld als slijk verdienen, veel geld verdienen, geld als water verdienen.

2024-04-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

slijk

In het Vlaamse Bree komt als variant van het antwoordvers Watje zegt, ben je zelf voor als regel (3) met je kop in de slijk. Ik zie daarin de elliptische antwoordverwensing (val) met je kop in de slijk! De letterlijke betekenis van deze verwensing is naar de achtergrond gedrongen. De verwensing drukt vooral afkeer, boosheid en...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Slijk

s.n., blabbe(r), blabs, blabze, brabze, drids, dridze, dribs, dribze, slyk (it), weaze; door — en modder, troch slyk en slam.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLIJK

o., 1. doorweekte, inz. klei- of veenachtige grond: het slijk der wegen; een sloot vol slijk; — (fig.) zich in het slijk wentelen, een verdorven leven leiden ; — goud is het slijk der aarde, is nietig, heeft geen waarde in zichzelf: — iem. door het slijk sleuren, iemands naam door het slijk halen, hem s...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Slijk

't Aardse is schier hemels bezit.