SIRIH - m. betelplant, kauwmiddel, door de bewoners van den Oostindischen Archipel veel gebezigd, bestaande uit met kalk ingesmeerde betelbladeren, een stukje pinang of arekanoot en gambir ;
—AANPLANT, m.;
—BLAD, o. (-en), blad der betelplant;
—DOOS, v. (...doozen), doos waarin alle stoffen voor het sirihkauwen aanwezig zijn ;
—GELD, o. fooi;
—KALK, v. fijne witte gebluschte kalk voor de sirihpruim;
—KAUWEN, o.;
—PRUIM, v. (-en);
—STEL, o. (-len).