Gepubliceerd op 06-12-2018

SCHREEF

betekenis & definitie

SCHREEF - v. (...schreven), streep, schrap die met potlood, krijt enz. op iets wordt getrokken ; hij sprong over de tweede schreef: ieder moet bij zijne schreef blijven ;

— schreefje gooien, werpen, spelen, (zeker spel) met centen, knoopen, stukjes blik enz. werpen naar eene schreef, eene op den grond getrokken lijn ; wie er het dichtst bij werpt, mag ze het eerst opgooien; wie juist op de schreef of in een aan de schreef geteekend vierkantje werpt, is winnaar van alles;
— een schreefje aankrijgen, uitdoen (bij het spel), telkens als men verliest of wint, om zoo den stand tusschen de spelers te overzien;
— (spr.) wij babbelden zeven schreefjes uit, verbazend lang met elkander, wij wisten van geen uitscheiden;
— dat gaat boven mijn schreef, dat kan ik niet betalen, dat gaat boven mijne macht;
— buiten, uit de schreef gaan, te ver gaan, niet te dulden zijn ;
— hij heeft een schreefje voor, hij mag een potje breken, men ziet van hem meer door de vingers dan van een ander ;
— doorhaling : ergens eene schreef door halen, er niet meer op rekenen, het als niet meer bereikbaar beschouwen;
— (gew.) de deur op eene schreef zetten, op een kier, even aanzetten;
— door de schreven der planken zien, door de kieren, de reten.
SCHREEFJE, o. (-s).