Schipbreuk - v. (-en), vergaan van een schip door noodweer, stranding, aanvaring, brand enz.; schipbreuk leiden;
— (ook fig.) mislukking, ondergang ; die onderneming heeft schipbreuk geleden, is mislukt;
—zijne eer, zijn geloof heeft schipbreuk geleden, zijne eer, zijn geloof is hij kwijt, heeft hij verloren.