Gepubliceerd op 29-11-2018

Schaden

betekenis & definitie

Schaden - (schaadde, heeft geschaad), schade, nadeel toebrengen (in alle bet.): overspanning schaadt de gezondheid; dat schaadt u niet, dat kan voor u geen kwaad;

— (spr.) te veel schaadt; zoo het niet baat, schaadt het ook niet. (Schaden bezit, evenals gehoorzamen en baten, deze eigenschap, dat de 3de naamval van den bedrijvenden vorm als onderwerp (1 n.) in den lijdenden vorm optreedt: het heeft u (3 n.) geschaad; gij zijt er door geschaad; hij (niet hem) is er door geschaad.)

< >