Wat is de betekenis van schaden?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schaden

schaden - regelmatig werkwoord uitspraak: scha-den 1. iemand nadeel bezorgen ♢ het heeft mij niet geschaad dat mijn vader arbeider was Regelmatig werkwoord: scha-den ik schaad jij/u scha...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schaden

v., skeadzje, skea dwaen.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schaden

(schaadde, heeft geschaad), schade, nadeel toebrengen, hetzij met betr. tot een bep. persoon of zaak, in een bep. geval, of in absoluut gebruik: schadelijk, nadelig zijn, kwaad kunnen : overspanning schaadt de gezondheid ; dat schaadt u niet; — (spr.) te veel schaadt; —baat het niet, het schaadt ook niet. [Schaden bezit, evenals gehoorz...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schaden

schaadde, h. geschaad (nadeel toebrengen; nadelig zijn): de gezondheid schaden.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schaden

('scha:dən) (schaadde, heeft geschaad) schade toebrengen: dat schaadt de gezondheid; dat schaadt u niet; gij zijt er niet door geschaad; te veel schaadt.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schaden

(schaadde, heeft geschaad), nadeel toebrengen; schadelijk, nadelig zijn; kwaad kunnen: (spr.) baat het niet, het schaadt ook niet.

2024-04-25
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)