Rimpelen - (rimpelde, heeft of is gerimpeld), rimpels krijgen : ouderdom doet het gezicht rimpelen ; haar gelaat rimpelt, zij wordt oud ;
— fronsen : het voorhoofd rimpelen;
— zorgen rimpelen den mensch vroeg, rimpels geven;
—(naaist.) het goed rimpelen, een weinig inhalen;
— blik, papier rimpelen, rimpels maken in ;
— het water rimpelt, bevriest een weinig, (ook) is door zeer kleine golfjes bewogen. RIMPELING, v. het rimpelen.