Repeteeren - (repeteerde, heeft gerepeteerd), herhalen, nog eens zeggen, doen ;
— instudeeren (een tooneel- of muziekstuk enz,);
— met iem. geschiedenis repeteeren, samen instudeeren; (ook) ze hem inpompen;
— (paedag.) aanschouwelijk repeteeren, waarbij niet de woorden, maar de voorstellingen, begrippen en gemoedsaandoeningen herhaald worden;
— (rékenk.) (van de gedeeltelijke quotiënten bij het deelen van gemengd tiendeelige getallen en tiendeelige breuken) in eene geregelde volgorde wederkeeren; zuiver repeteerende breuken, breuken waarvan alle cijfers repeteeren ; onzuiver of gemengd repeteerende breuken, breuken die maar ten deele repeteeren.