Gepubliceerd op 22-11-2018

Rasp

betekenis & definitie

RASP v. (-en), zeker werktuig met korte prikkels, dienende om er iets mede fijn of tot poeder te maken: suikerrasp, kaasrasp, nootmuskaatrasp;

— een toestel der tabaksverkoopers om rapé te maken;
— (timm., schrijnw.) eene soort van vijl met op zichzelf staande holligheden, waarnaast een scherpe tandvormig opstaande rug : platte, ronde, vierkante rasp; grove rasp;
— fijne rasp tot het opzoeten;
— mijn keel is zoo rouw als eene rasp, ontstoken;
— zeker heelmeesterswerktuig. beenvijl. RASPJE, o. (-s).

< >