Pront - bn. bw. (-er, -st), stipt, nauwkeurig, net: tegen pronte betaling, à contant, om gereed geld; hij was pront op zijn tijd, stipt, nauwkeurig;
— (Z. A.) dat is pront Hollandsch, zuiver, onverbasterd Hollandsch; zie PROMPT.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: