Gepubliceerd op 22-11-2018

Post (7)

betekenis & definitie

Post (7) - v. (-en), eene openbare instelling, voornamelijk dienende tot het vervoer van brieven, briefkaarten, drukwerken en monsters, het overmaken en incasseeren van geld in den vorm van wissels en quitanties; in den laatsten tijd is daarbij gekomen de verzending van postpakketten en de dienst der postspaarbank; voor handel en nijverheid is de post onontbeerlijk; het beheer der post; ambtenaar bij de post; post en telegraphie zijn in hetzelfde kantoor; een brief met de post, per post verzenden; geld per post overmaken;

— postkantoor: een brief op de post doen, in de brievenbus werpen;
— is de post al aan ?, zijn de brieven al aan ?;
— ik krijg de krant met de laatste post, de laatste maal dat de brieven enz. per dag rondgebracht worden;
— (fig.) dat is verzonden met de vurige post, dat is verbrand;
— postwagen, postpaarden: per of md de post rijden;
— posthuis: aan de laatste post werd ik opgehouden;
— (fig.) alles moet bij hem per post gaan, haastig, snel.

< >