INSTELLING, v. (-en), het instellen, op-, inrichting, vaststelling: de instelling der Olympische spelen;
— wat ingesteld wordt, inrichting: alle openbare instellingen; (bijb.) verordening: verklaar hun de instellingen en wetten; naar de instelling Davids;
— stichting, gesticht, gebouw : instelling van liefdadigheid; instellingen voor wetenschap en kunst;
— begin, aanvang (van een proces).