Pauze - v. (-n), PAUS, v. (...zen), rust; pauze generale, algemeene pauze, rust voor alle partijen in een orkest tegelijk;
— stilstand, verpoozing; eene pauze maken;
— afdeeling van een psalm: de 3de pauze van den 119den psalm;
— (muz.) rust, zwijgteeken: eene vierde pauze; eene achtste pauze.