Pastei - v. (-en), gerecht bestaande uit eene korst van fijn deeg en gevuld met gehakt vleesch, gevogelte enz.; (spr.) bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien, gezegd wanneer men bij gemis van een of ander ding iets kostelijkers gebruikt;
—, (letterz.) door elkander gevallen zetsel: alles is in pastei gevallen. PASTEITJE, o. (-s).