Gepubliceerd op 14-03-2020

Gerecht

betekenis & definitie

Het begrip gerecht heeft 4 verschillende betekenissen:

1. gerecht - GERECHT, o. (-en), alle spijs die te gelijk wordt opgedischt, hetzij uit één of nit meerdere schotels bestaande gij krijgt slechts één gerecht; er was keur van gerechten.
GERECHTJE,, o. (-s). 2.
GERECHT, (in hoogeren stijl GERICHT), o. (-en), (veroud.) het recht, de gerechtigheid: het hemelsche gerecht, de gerechtigheid Gods;
— de verpersoonlijking van het recht, Themis ’t Gerecht heeft wel den blinddoek voor, als het moet vonnis vellen, maar...;
— (veroud.) staatsmacht waaraan de rechtspleging is toevertrouwd, de justitie;
— rechtsprekend lichaam, college van rechterlijke ambtenaren iem. aan het gerecht overleveren; hij is voor het gerecht gedaagd; het gerecht komt om de goederen te verzegelen;
— de rechterlijke macht bestaat uit de volgende gerechten 1° de kantongerechten, 2° de arrondissementsrechtbanken, 3° de provinciale gerechtshoven, 4° den hoogen raad; zie GERICHT.

2. gerecht - GERECHT, bn. (-er, -st of meest-), behoorlijk, rechtmatig: de gerechte helft;
— het gerechte deel, het deel dat iem. van rechtswege toekomt;
— gerechtvaardigd, gewettigd gerechte haat, gerechte wraak; hij zal zijne gerechte straf niet ontloopen;
— rechtvaardig gerechte Hemel, gerechte God (ook, met verzwakte bet., als tusschenwerpsel).

3. gerecht - GERECHT, bn. (Zuidn.) een recht hebbende op iets er zijn drie personen gerecht in dat erfdeel.

4. gerecht - GERECHT, o. (-en), (Zuidn.) de laatste gerechten, de gerechten der stervenden, de laatste sacramenten.