Papegaai m. (-en), zekere fraaie tropische vogelsoort (psittacini). tot de orde der klimvogels behoorende; zij kunnen de menschelijke stem goed nabootsen; den papegaai of naar den papegaai schieten, zeker schuttersspel; (fig.) den papegaai geschoten hebben, een goeden slag hebben gedaan;
— (fig.) naprater;
— (spr.) klappen als een papegaai, zonder verstand spreken; hij is een ware papegaai, hij spreekt of bauwt alles na. PAPEGAAITJE, o. (-s).