Het begrip palm heeft 3 verschillende betekenissen:
1. palm - palm - v. (-en), vlak der hand; twee gulden in de palm van je hand, dadelijk betaald;
— zekere lengtemaat = 1 decimeter; eene vierkante palm
— 1 dM2; eene kubieke palm = 1 dM2 of 1 Liter;
— (zeew.) maat volgens welke in de zeehavens de diameter van het masthout wordt berekend: mast van 20 palm omtrek.
2. palm - palm - m. (-en), palmboom (palma); de palmen hebben een onvertakten zuilvormigen stam; zij leveren brood, wijn, olie en hout; van de palmbladeren maakt men papier, touw en vlechtwerk; (spr.) die heeft ook niet straffeloos onder de palmen gewandeld, gezegd van oudgasten die zeer verbruind of ziekelijk uit de Oost terugkomen;
— palmtak ; de palm is 't zinnebeeld der overwinning;
— den palm wegdragen, de overwinning behalen; (ook) boven anderen uitmunten; (w. g.) palm in het vuur leggen, zoete broodjes bakken;
— (orn.) afbeelding van den palmboom;
— (oudt.) Palmzondag: wij hebben hieraan tot Palm genoeg; (fig.) hier is spek tot palm, alles in overvloed.
3. palm - palm - v. welbekende heester met altijdgroene, kleine blaadjes, waarvan dwergachtige exemplaren tot het afzetten van bloemperken gebezigd worden (buxus sempervirens), ook steekpalm, palmboompje en buksboompje genoemd.