Gepubliceerd op 22-11-2018

Overheen

betekenis & definitie

Overheen bw. over iets heen: leg er een doek overheen; de jongen sprong er overheen;

ga er nog eens met de verfkwast overheen, verf het nog een weinig over;
— (fig.) ergens losjes, licht overheen loopen, het niet achten, het met onverschilligheid behandelen;
— ik kan daar niet zoo licht overheen stappen, het zoo gering achten, (ook) er zoo licht toe besluiten;
— nu loopt het er toch overheen, nu wordt het toch al te erg;
— kom, zet er u overheen, trek het u zoo niet aan, schik er u in;
— ik ben daar al lang overheen, daarover maak ik mij niet meer moeilijk;
— ergens overheen praten, over iets anders praten en zoo de aandacht van iets trachten af te leiden;
— ergens overheen lezen, bij het lezen niet opmerken;
— (plat) er overheen gaan, trekken, vleeschelijke gemeenschap met eene vrouw plegen;
— er zijn nu al twee jaar overheen gegaan, zijn er nu reeds verloopen, verstreken;
— bovendien: hij had reeds veel gedronken, en nam er nog eene flesch overheen.

< >