Gepubliceerd op 22-11-2018

Optisch

betekenis & definitie

Optisch - bn. gezichtkundig, tot de leer van het zien behoorende;

— optisch bedrog, oogbedrog, gezichtsbedrog (door de breking of de terugkaatsing der lichtstralen ontstaande);
— optische hoofdas van het oog, de rechte lijn in betrekking tot welke de oogdeelen symmetrisch liggen;
— de optische hoek, de hoek, welke gevormd wordt door de optische hoofdassen der beide oogen, wanneer zij naar een zelfde punt gericht zijn;
— optisch middelpunt, dat punt van eene lens, dat op de as gelegen is en de eigenschap bezit, dat iedere lichtstraal, die door dit punt gaat, na den doorgang door de lens evenwijdig blijft aan zijne richting bij de invalling:
— (natuurk.) optische werktuigen, eene verbinding van lenzen, of van lenzen en spiegels;
— glas is optisch dichter dan lucht, heeft een grooteren brekingsindex;
— de optische plaats eener ster, het punt aan den hemel, waar zij ons schijnt te zijn.

< >