bn. (-er, -st), zich niet zóó toegedragen hebbende, als beweerd wordt: deze omstandigheden behoeven nog niet als onwaarachtig aangemerkt te worden.
ONWAARACHTIGHEID, v. de hoedanigheid van onwaarachtig te zijn; (mv. ...heden), iets onwaarachtigs: mannen, wien elke onwaarachtigheid tegen de borst stuit.