Gepubliceerd op 01-11-2018

Onvruchtbaar

betekenis & definitie

bn. (-der, -st), weinig of geene vruchten voortbrengende : eene onvruchtbare landstreek; die grond is onvruchtbaar, bezit weinig voor planten voedende stoffen;

— (plantk.) geen stuifmeel bevattende : de bloemen van den cacaoboom hebben vijf vruchtbare en vijf onvruchtbare meeldraden; een onvruchtbare stengel, die geen bloemen, vruchten of sporekapsels draagt; een onvruchtbaar blad, dat geen sporekapsels draagt:
— (van vrouwelijke wezens) zich ongeschikt toonende voor bevruchting: en Sara was onvruchtbaar: zij had geen kind;
— (van mannelijke wezens) niet in staat tot bevruchting: de man kan onvruchtbaar zijn, wanneer hij in zijne jeugd van den steen is gesneden;
— (fig.) niets hatende, ijdel: eene onvruchtbare discussie;
— niets of niet genoeg voortbrengende : die man werkt altijd, maar hij is zeer onvruchtbaar, zijne studie levert niets op. ONVRUCHTBAARHEID, v.