Gepubliceerd op 01-11-2018

Ontwijken

betekenis & definitie

(ontweek, heeft en is ontweken), voor iem. uit den weg gaan, om eene botsing te voorkomen : de schepen waren te dicht bij elkaar om elkander te ontwijken en eene aanvaring volgde dan ook;

— voor iem. uit den weg gaan, om hem niet te ontmoeten: het smartte hem als hij een zijner oud-leerlingen tegenkwam, die hem schuw scheen te ontwijken;
— alle gelegenheden vermijden om met iem. in aanraking te komen ; na die gebeurtenis ontweken zij elkaar zoo veel mogelijk;
— zich van iets verwijderen dat om de eene of andere reden onaangenaam is : eens, op een helderen lentedag, weer stil de stad ontweken;
— (met voordacht) ergens vandaan blijven : wij waren een mijmerend trio en ontweken het pad der menschen; de zoete slaap ontweek zijn sponde;
— trachten aan iets te ontkomen; iemands blik ontwijken; den strijd ontwijken; hij ontweek vooralsnog het geven van een stellig antwoord; eene verklaring ontwijken;
— door te wijken aan iets ontkomen, ontsnappen : nood is niet te ontwijken. ONTWIJKING, v. (-en), het ontwijken.

< >