Gepubliceerd op 01-11-2018

Ontbreken

betekenis & definitie

(ontbrak, heeft ontbroken), (dicht.) losbreken, met kracht tevoorschijn komen: tranen, die uw oog ontbreken;

niet aanwezig zijn voor iem. 1 of iets, mankeren, inz. van iets waaraan behoefte is : de Heer is mijn herder, mij zal niets ontbreken;
de ontbrekende schalm in de keten van het onderzoek; -
— (van pers.) niet aanwezig zijn waar men nodig is of verwacht wordt: wie ontbreekt er nog?; niet aanwezig zijn: het ontbreekt hem aan ijver; hij heeft me tot nog toe aan tijd ontbroken; aan moed ontbreekt het hem niet. ONTBREKING, v. (w. g.) het ontbreken.