Wat is de betekenis van ontbreken?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ontbreken

ontbreken - Werkwoord 1. absoluut niet aanwezig zijn terwijl dit wel zou moeten of verwacht wordt Er ontbrak een bestand op de harde schijf. Woordherkomst Van Middelnederlands ontbreken, samenstelling van breken (vergelijk gebrek) met het voorvoegsel ont- (2)

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ontbreken

ontbreken - onregelmatig werkwoord uitspraak: ont-bre-ken 1. er niet zijn, gemist worden ♢ er ontbreken drie leerlingen in de klas 2. het niet (voldoende) hebben ♢ het ontbreekt mij aan financië...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ontbreken

v., ûntbrekke, mankearje, miskearje, misse, felearje; — aan, stean oan.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ontbreken

(ontbrak, heeft ontbroken), 1. niet aanwezig zijn, mankeren, inz. van iets waaraan behoefte is: de Heer is mijn herder, mij zal niets ontbreken; de ontbrekende schalm in de keten van het onderzoek; — het ontbreekt hem aan moed;dat ontbrak er nog maar aan, dat moest er nog bijkomen, het was nog niet erg genoeg; 2....

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ontbreken

ontbrak, h. ontbroken (1 van iets, dat nodig is: mankeren, niet voorhanden zijn; te kort schieten; 2 v. personen: niet aanwezig zijn): 1 in dat gezin ontbreekt alles; het ontbreekt hem aan geld; er ontbreekt niets aan het werk; 2 er ontbraken nog enige genodigden.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ontbreken

(ond'bre:kən) (ontbrak, heeft ontbroken) 1. Dicht. met kracht te voorschijn komen: tranen die zijn oog -. 2. niet voorhanden, niet aanwezig zijn : een kamer ontbreekt; veel personen -; het ontbreekt hem aan ijver. 3. falen, scheien : er ontbreekt iets aan het werk..

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ontbreken

(ontbrak, heeft ontbroken), 1. niet aanwezig zijn, mankeren, te kort schieten: er ontbreekt een blad; er ontbreken drie guldens (aan); (zelfst.) het ontbrekende aanvullen; als litotes: het ontbrak hem niet aan moed, hij was stellig moedig; dat ontbrak er nog maar aan! dat moest er nog bijkomen, het was nog niet erg genoeg; 2. (van personen) niet a...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)