Gepubliceerd op 01-11-2018

Onrustig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st), voortdurend in beweging zijnde : de onrustige zee;

niet kalm, ongedurig, woelig: de kleine krijgt tandjes en is daardoor zo onrustig; de zieke is vannacht onrustig geweest;
— gejaagd, angstig: de beschuldigde was onder het verhoor erg onrustig;
— (bij overdr.) de zieke heeft een onrustige nacht doorgebracht;
— bw. gejaagd of ongedurig : zij draafde onrustig van de zijkamer naar de keuken. ONRUSTIGHEID, v.