Gepubliceerd op 01-11-2018

Ongehoord

betekenis & definitie

Ongehoord bn. bw. (-er, -st), zonder te hooren, aan te hooren : iem. ongehoord veroordeelen;

nog nooit te voren gehoord, vernomen; zonderling, vreemd : dat is vreemd en ongehoord;
buitengemeen in zijn soort, altijd in ongunstigen zin : een ongehoorden prijs vragen; wat zegt gij van dezen ongehoorden eisch;
— bw. in buitengewoon hooge mate : het boek is dan ongehoord langdradig.